Naar de column van Frank Kalshoven (De levens van onze verre nazaten zijn minder waard dan het onze, De Volkskrant 19 november) te oordelen hoeven we ons niet al te druk te maken over het aanstaande uitsterven van de mensheid. De reden hiervoor is niet omdat dit geen waarschijnlijk scenario zou zijn. Nee, we zouden ons eigen uitsterven voorkomen niet hoeven te prioriteren, vanwege de rente.

Pardon? Kalshoven volgt de economische logica waarin gebeurtenissen in de toekomst minder meetellen. “Het leven van mijn verre nazaat in het jaar 10.122 heeft voor mij vandaag weinig tot geen waarde”, stelt hij. Deze economische denkwijze toepassen op menselijk uitsterven is echter onterecht, zowel om principiële, als om praktische redenen.

De principiële redenen liggen voor de hand. Is het echt een goed idee om risico’s te nemen met alle toekomstige generaties vanwege wat economisch gewin nu, waarmee we misschien een nieuwe Tesla of een lekker ruim huis kunnen kopen? Als mensen over honderden jaren – mochten we er dan nog zijn – terugkijken op onze tijd, wat zouden ze ons dan adviseren? De discontovoet is een nuttig instrument voor boekhouders, maar om grote ethische vraagstukken te beschouwen, is hij simpelweg niet geschikt.

Maar er is ook een praktische reden waarom de discontovoet hier irrelevant is. Het is namelijk – in tegenstelling tot wat Kalshoven suggereert – zeer onwaarschijnlijk dat ons uitsterven pas plaats gaat vinden over duizenden jaren, vergeleken met in de komende eeuw. Volgens onderzoek naar dit onderwerp van de door Kalshoven zelf aangehaalde Toby Ord, hebben we een behoorlijke kans op menselijk uitsterven de komende eeuw (Ord doet zelfs een schatting: één op zes, of de kans op een kogel bij een potje Russische roulette). Dit komt volgens Ord omdat ons uitsterven, mocht het zover komen, zeer waarschijnlijk plaatsvindt in onze ‘adolescentenperiode’. Dat is grofweg de huidige tijd, waarin we genoeg macht hebben om ons uitsterven te veroorzaken, maar nog te weinig wijsheid om dit te voorkomen. Deze macht bestaat vooral uit toegang tot krachtige technologie, zoals fossiele- en kernenergie, biotechnologie, en straks wellicht artificiële intelligentie van menselijk of bovenmenselijk niveau (deze zou er volgens voorspellingswebsite Metaculus al over zes jaar kunnen zijn). Maakt het, als we het niet over eeuwen maar eerder over jaren hebben, iets uit met welke discontovoet je rekent?

We zouden het dus niet over economie moeten hebben, maar over het structureel reduceren van de kans op menselijk uitsterven. Dat begint inderdaad met het lezen van Ord en andere existentiële risico-onderzoekers. Ook mogen we best van onze regering – die tenslotte als kerntaak heeft om haar burgers veiligheid te bieden – verwachten dat zij deze dreigingen actief gaat verminderen. Dit kan bijvoorbeeld door het onderzoek op dit gebied – op dit moment wereldwijd geschat op circa 300 personen – te verdubbelen. Naast de miljarden die worden weggesmeten aan het uitkopen van boeren en het prijsplafond voor de energierekening, lijkt een budget van circa 0,03 miljard om het uitsterven van de mensheid misschien wel te voorkomen, geen gekke uitgave. Dat zal een econoom zeker beamen.

Het is inderdaad hoog tijd voor vertalingen van Ord en andere existentiële risico-denkers. Misschien dat we dan wat geïnformeerder met onze toekomst – ook de nabije – om zouden springen.